woensdag 16 april 2008

Ik moest me maar eens binden

Ze heten Scarlett en Stella.
Mijn nieuwe pronkstukken.
Mijn levende wezens.
Mijn boegbeelden van dierlijke driften.
Mijn slachtoffers van moedergenen.
Mijn ultieme kamerversiering.
Mijn schone praatpalen.

Stille wateren, diepe gronden.

Ik heb mijn leven opgevrolijkt met twee goudvissen.

Het was zo:
Mijn moeder was zielig want ze was naar de tandarts geweest. Ze had een verdoving gehad en wilde graag opgevangen worden door iemand die gegarandeerd voor gezelligheid of liefde zou zorgen. Wie beter dan: Ayla loving Schneiders.
We drinken thee. Ik praat veel over mezelf zodat mijn moeder met haar verlamde wang niet zo veel hoeft te zeggen.
We drinken soep. Ik praat veel over mezelf zodat mijn moeder met haar verlamde wang niet zo veel hoeft te zeggen.
Op een gegeven moment gooi ik zomaar, vanuit het niets, een balletje op.
“Misschien wil ik wel een vis.”
“Moet je doen.”
Moet je doen, moet je doen. Makkelijker bedacht dan gedaan. Moet je doen, moet je doen.
Ineens vliegt het me naar de keel! Een aquarium! Een zuurstofplantje! voor de Oxi! de vissen moeten ook ademen, of kieuwen of, oxide SNEL! En een netje! en een huisje! om in te schuilen voor de grote boze mensen wereld! of verstoppertje te doen met z’n tweeën! want JA, ik moet TWEE VISSEN. Anders zijn ze eenzaam! En dan doen ze verstoppertje en als ze tot 4 hebben geteld weten ze niet meer dat ze tot 4 hebben geteld want ze hebben een geheugen van 4 seconde! AH WAT ZIELIG!!

Mijn moeder heeft gelijk door wat de situatie is:
“Alles komt goed.”
“Alles komt ook goed.”
Ik hijg nog na.
“Oké.
Eerst twee vissen.
Dan een muisje.
Dan een hamster.
Dan een cavia.
Dan een katje.
Dan een hondje.
Dan een paard.
Dan een kind.”
“En tussendoor wat mensen.”
“En tussendoor wat mensen.”

Mijn moeder lacht en roept wat in de trant van: nou en als die vis een keer meer of minder blupt, de wereld vergaat echt niet.

“Echt niet?”
“Echt niet.”
En zo was het.

Geen opmerkingen: